Waarom vaccineren?
Tijdens een vaccinatie krijgt een kat een injectie toegediend die ervoor zorgt dat het lichaam antistoffen aanmaakt tegen een aantal besmettelijke ziekten. Er worden daarbij kleine hoeveelheden ziekteverwekkers van deze ziekten ingespoten zodat het lichaam van de kat wordt aangezet om antistoffen aan te maken tegen een aantal ziekten. Zo bouwt de kat weerstand op en is ze immuun bij een volgend contact met deze ziekteverwekkers. De ziekteverwekkers in het vaccin zijn zodanig behandeld dat de kat er niet ziek van wordt, hoogstens een klein beetje.
Hoe werkt vaccinatie bij een kat?
Ziektes ontstaat wanneer ziekteverwekkers zoals virussen en bacteriën het lichaam binnendringen en aanvallen. Het lichaam reageert daarop met de aanmaak van antistoffen die weerstand moeten bieden tegen deze indringers. Bij voldoende weerstand worden de indringers vernietigd en het lichaam herstelt zich van de ziekte. Bij een volgend contact met dezelfde ziekteverwekker zijn er vaak nog voldoende antistoffen in het lichaam aanwezig om de indringer te doden nog voor de ziekte uitbreekt.
Vaccinatie is een imitatie van dit proces, met dit verschil dat bij vaccinatie een gemanipuleerde ziekteverwekker wordt gebruikt. Een vaccin bevat alleen dat deel van de ziekteverwekker dat de weerstandsreactie uitlokt, het deel dat de ziekte veroorzaakt is uitgeschakeld. Wanneer een vaccin in het lichaam wordt ingebracht, worden antistoffen aangemaakt zonder dat de patiënt ziek wordt. Deze antistoffen blijven enige tijd in het lichaam aanwezig. Gedurende die periode is de patiënt niet vatbaar voor de ziekte die wordt veroorzaakt door de ziekteverwekker in het vaccin.
Preventieve vaccinatie gebeurt meestal met een vaccincocktail, een mengeling van verschillende vaccins, die beschermt tegen de meest voorkomende besmettelijke ziekten.
Voordelen van vaccinatie
Het is belangrijk je kat te laten vaccineren omdat je er dan zeker van bent dat hij geen ernstige besmettelijke ziekte zal krijgen. De aard van het vaccin bepaalt voor welke ziekten hij immuun is.
Een bijkomend voordeel is dat bij regelmatig vaccineren de betreffende ziekteverwekkers (virussen en bacteriën) steeds minder voorkomen. Zo is voor een kat in België het risico op besmetting met kattenziekte aanzienlijk afgenomen sinds het vaccin werd ontwikkeld. Als niet meer gevaccineerd zou worden, zou het aantal ziekteverwekkers binnen afzienbare tijd wel opnieuw en massaal toenemen. Door te blijven vaccineren worden zo op termijn gevaarlijke ziekten uitgeroeid.
Vaccinatieschema
In het eerste levensjaar krijgt een kitten inentingen tegen de standaardziektes kattenziekte, niesziekte en kattenleucose. Dat gebeurt meestal als volgt:
- Een eerste vaccinatie rond de leeftijd van 8 weken beschermt je kitten tegen kattenziekte en niesziekte.
Voor katten die vaak buiten komen en leven in gebieden waar veel zwerfkatten zijn, wordt aangeraden tegelijk ook te vaccineren tegen leukemie. - Een maand later, op 12 weken, volgt de eerste herhalingsvaccinatie.
- en nog eens maand later, op 16 weken dus, volgt de laatste herhalingsvaccinatie. Je kat is daarna effectief beschermd tegen kattenziekte, niesziekte en kattenleucose.
Het herhalen van de vaccinaties is belangrijk omdat het immuunsysteem van jonge dieren nog niet volledig ontwikkeld is. De eerste vaccinatie beschermt wel, maar niet voor lang. Na de twee inentingen heeft je kitten voldoende immuniteit voor zijn eerste levensjaar. Daarna moet je kat, ondertussen volwassen, elk jaar opnieuw worden gecontroleerd en indien nodig opnieuw worden gevaccineerd om de opgebouwde immuniteit te handhaven.
Afhankelijk van het risico op besmetting, kun of moet je je kat laten vaccineren tegen bijkomende ziektes. Zo is een vaccinatie tegen Hondsdolheid (rabiës) wettelijk verplicht voor katten die naar het buitenland reizen. Deze vaccinatie moet gebeuren ten minste 21 dagen voor de reis en is 3 jaar geldig.
Vaccinaties zijn niet allemaal even lang geldig. De meeste vaccinaties beschermen een volwassen kat niet langer dan een jaar, sommige bieden bescherming voor drie jaar. Daarom wordt de vaccinatiestatus bijgehouden in een vaccinatieschema. Met een goed vaccinatieschema is een kat effectief beschermd. Het is belangrijk dat dit schema nauwkeurig wordt opgesteld en jaarlijks wordt geëvalueerd zodat een kat niet te weinig maar ook niet te veel vaccins te verwerken krijgt.
Een goed vaccinatieschema is maatwerk. Niet alle vaccinaties moeten even frequent worden toegediend. Vaccinatie tegen niesziekte moet doorgaans jaarlijks worden hernieuwd. Vaccinatie tegen kattenziekte daarentegen is drie jaar geldig. Theoretisch althans, want uit recent onderzoek blijkt dat veel katten na drie jaar nog steeds voldoende antistoffen hebben. Vaccinatie om de vier of vijf jaar is dus voldoende. Bovendien kan het ook zijn dat een vaccinatie niet goed aanslaat en eerder dan normaal moet worden herhaald. Ook optionele vaccinaties worden opgenomen in het schema.
VacciCheck
VacciCheck is een bloedtest waarvan het resultaat aangeeft hoeveel antistoffen je kat nog heeft tegen de standaardziekten kattenziekte, niesziekte en kattenleucose. Als er nog voldoende antistoffen zijn, heeft je kat geen nieuwe vaccinatie nodig. De test moet wel jaarlijks opnieuw worden uitgevoerd tot het resultaat aangeeft dat je kat onvoldoende antistoffen heeft en dan wordt ze opnieuw gevaccineerd.
VacciCheck is vooral aangewezen bij oude dieren, overgevoeligheid aan de injectie, (chronische) ziekte, onbekende vaccinatiehistoriek en wanneer het opportuun is om zo min mogelijk te vaccineren zonder dat de bescherming van je kat in het gedrang komt.